PZC WOENSDAG 25 JANUARI 1978


HENGSTDIJK: RIJKELIJK DOOR NATUUR OMRINGD


Als een parel tussen de landerijen en lage weilanden, ligt daar aan de oever van een grote kreek, een prachtig dorp te mijmeren in de nevel op een zondagmiddag in januari. Het is Hengstdijk, een oud dorp, dat reeds in de 12e eeuw wordt genoemd. 's Zomers is het in en om Hengstdijk een drukte van belang: recreatie, fruitteelt, landbouw, veeteelt, maar nu, een maand na midwinter is het gebied in en om het dorp een ideale verblijfplaats voor vogels van allerlei pluimage.

In de onmiddellijke nabijheid Van de kerk, die gewijd is aan St. Catharina, vinden we de vroegere pastorie tuin, bij de bewoners beter bekend als: Den Doolhof. Een hoog opgaand Oud bos, waarin enkele zeer grote beuken, paardenkastanjes en acacia’s staan. Aan de Oostzijde hiervan ligt een strook jonge aanplant met inlands plantsoen die zich rondom het gebied voortzet. De gemeente heeft van het geheel een wandelpark gemaakt, waarvan de route ons leidt langs een vijver die gegraven is in 'De Wieg'. Deze Wieg is een laaggelegen stukje rietmoeras, waarin natuurlijk ook de nodige wilde planten kunnen gedijen. Mooie zangvogeltjes zie je en hoor ie hier zomer en winter door. Vogelwacht 'De Steltkluut' heeft er dan ook wat nestkasten opgehangen, om het broeden van enkele soorten te stimuleren. Op deze diezige zondag 'na de noene', zien of horen we tijdens een korte wandeling van een halfuur o.a.: winterkoning, heggemus, goudhaantje, kool- en pimpelmees, groenling, vink, merel, zanglijster, spreeuw, zwarte en bonte kraai en drie verschillende duivensoorten. Voorwaar niet weinig in zo'n korte tijdspanne.

Gesterkt door deze meevaller begeven we ons in oostelijke richting via de oude zeedijk, scheidingsdijk tussen de Grootte Hengstdijkpolder en de Westvogelpolder. Een boordje geeft aan dat deze dijk door de vroede vaderen: 'Oostdijk' is gedoopt. Rechts hebben we een magnifiek uitzicht op de kreek 'de Vogel' waar een zestal grote zaagbekken rustig in het midden op de golfjes dobberen. Aan de overkant staat een blauwe reiger aan de kreekoever te vissen. Zo gauw we nu kunnen, De verlaten we de kreekdijk en rijden via de eerste weg links naar het hart van de Grote Hengstdijkpolder die in de volksmond 'De Putting' wordt genoemd. Hier is het waar we de ganzen weten. Maar niet alleen de ganzen. In deze tijd van het jaar de vinden we hier onder andere ook kievit, goudplevier, wulp, wilde eend, wintertaling, smient, kramsvogel en koperwiek. Ginds ver, weg waarvandaan de zang van de ganzen klinkt, loopt op de weiden in de nevel een groep kemphanen druk te foerageren in de ondiepe plassen, die voor vele steltlopers zo onontbeerlijk zijn.

Kemphanen

De kemphaan is in onze streken een vrij regelmatig voorkomende soort, maar voornamelijk in winterkleed moeilijk van andere soorten te onderscheiden. Hier in De Putting overwinteren ze met tientallen en ook elders in ons gewest zijn zo van die vaste plaatsen. Het mooiste worden de kemphanen, de mannetjes althans, in het voorjaar tegen de broedtijd. Ze krijgen dan opvallende halskragen en kuiven, die bij elke haan verschillend gekleurd zijn. Er zijn er met witte halskragen en met rode of grijze, 'en met zwart gebandeerde of geheel donkere, terwijl de kuiven dezelfde kleur kunnen hebben, maar ook een contrasterende. Mogelijkheden te over dus en de combinaties zijn altijd even mooi en vooral opvallend. Op vaste toernooide veldjes houden ze hun schilderachtige 'gevechten', wat geen echte gevechten zijn, maar een soort spiegelgevechten die onderdeel uitmaken van de baltsceremonie. Als we ergens [n het Zeeuws-Vlaamse polderland, aan de slootkant of op de oever van een plas. eenmaal zo'n baltsplaats gevonden hebben, kunnen we daar elk jaar opnieuw plezier aan beleven, want de kemphanen komen steevast op dezelfde plaatsen terug. De veel soberder gekleurde wijfjes vertonen zich ook wel in de buurt van zo'n toernooiveld, maar nemen toch weinig notie van, de heren die daar als wilden rond elkaar springen.

Van al dit moois is in dit jaargetijde echter nog niets te zien. Bovendien zijn deze kemphanen vrijwel zeker noorderlingen, terwijl onze eigen broedvogels, die zeer schaars zijn zowel in West- als in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, momenteel in het zuiden verblijven.

Vriesganzen

Om de ganzen te zien rijden we nog een heel eind verder naar de Platte dijk. Links van ons ligt het weidegebied van de Zoutepolder die plaatselijk Kleine Putting wordt genoemd. Hier verblijven ongeveer dezelfde vogels als in de (grote) Putting. Dikwijls zijn vanaf hier kolganzen van heel dichtbij te zien, mits ze heel behoedzaam worden benaderd en met rust gelaten worden. Een gulden regel bij ganzen is: in de dekking (auto) blijven, want er staan er altijd enkele op wacht en als deze alarm slaan, gaat de hele groep op de wieken en keert er die dag niet meer terug. Ze vliegen dan naar de weilanden in het midden van de Putting en daar mag gelukkig niemand komen, want dat is speciaal voor de ganzen, tot beschermd natuurgebied verklaard. In ons gewest worden alle ganzen vriesganzen genoemd. Halen we het vogelboek erbij, dan ontdekken we echter dat er verschillende soorten zijn zoals: kolgans, rietgans, grauwe gans, rotgans, brandgans en sneeuwgans. Ze verblijven hier allemaal als wintergast of doortrekker. We kunnen wel stellen dat de eerste drie soorten de meest algemene zijn en dat de kolgans van alle soorten het meest voorkomt in aantallen van honderden door geheel Zeeuwsch-V1aanderen. De ganzen foerageren op vaste (meestal beschermde natuurgebieden) pleisterplaatsen waaronder de Putting bij Hengstdijk, Groot Eiland bij Hulst, het Braakmangebied, Sasput, Sint Kruis, omgeving Groede en Schorersgraf en noordwest van IJzendijke. Ook in de omgeving van Damme (België, vlak over de grens) is een grote pleisterplaats. Overnachten doen ze echter op de platen (zandbanken) in de Westerschelde en in bepaalde samenhang met eb en vloed, trekken ze 's morgens weer naar hun foerageergebieden. Prachtig is het om op zo'n plaats te vertoeven als daar groep na groep tegen elkaar met hun gegak in de bekende V-vorm door de winterse morgenlucht komt aanvliegen om soms vlakbij te landen, waar je blauwbekkend van de kou verborgen zit in de schuilhut. Of net als nu, na de klok van drieën, ze terug te zien vertrekken, groep na groep in noordelijke richting naar hun overnachtingsoord.

Pijlstaart

Lang blijven we er niet vandaag, want we willen ook nog vogels tellen op de kreek De Vogel. Via de rijksweg zoeken we de Vogeldijk op waar met het licht in de rug tussen tientallen meerkoeten, waterhoenen, kuifeenden en wilde eenden nog enige bijzondere vogelsoorten rondzwemmen. Een paartje brilduikers, drie slobeenden en een mannetje pijlstaart. De pijlstaart is een opvallende eend met een lange scherpgepunte staart waaraan hij zijn naam dankt. Nog een opvallend kenmerk is de witte streep die aan de zijkant van de hals vanaf het achterhoofd naar de borst toeloopt. Erg talrijk is deze eenden soort niet bij ons en het is een buitenkansje als we er meer bij elkaar zien. Het valt dan op dat het wijfje, zoals bij vele andere eenden eenvoudig gekleed is, om haar onzichtbaar te maken voor belagers in de tijd dat ze zit te broeden. Overigens is de pijlstaart als broedvogel in Zeeuws-Vlaanderen niet algemeen. Slechts hier en daar wordt wel eens een nest gevonden of worden jongen gezien. Inmiddels is het tegen half vijf in de middag. Sommige auto's hebben de lichten al aan. Kleuren bij de vogels op het water zijn niet meer te onderscheiden. Alleen aan de vorm, het model, is nog te zien wat waterhoen is, wat wilde eend. De nevel verdicht zich tot mist, die het gordijn laat vallen over een middag van ontspanning en natuurbelevenis.


Tekst: B.M. Grootjans